Bron: Belgisch Staatsblad

Publicatie van 2018-02-02 - www.ejustice.just.fgov.be

 

188e JAARGANG

 

VRIJDAG 2 FEBRUARI 2018

www.ejustice.just.fgov.be

 

 

8 DECEMBER 2017. - Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 en artikel 38 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, en tot opheffing van diverse bepalingen van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007 (1)

 

Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt:

Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 en artikel 38 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, en tot opheffing van diverse bepalingen van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006

Art. 2. In artikel 2 van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, het laatst gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in punt 30° worden de woorden "door de Vlaamse Regering" vervangen door de zinsnede "met toepassing van titel V, hoofdstuk 6, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid";

2° een punt 33° tot en met 38° worden toegevoegd, die luiden als volgt:

"33° bodemmaterialen: uitgegraven bodem, baggerspecie, ruimingsspecie, grondbrij en bentonietslib;

34° uitgegraven bodem: bodemmateriaal dat afkomstig is van de uitgraving van de bodem;

35° baggerspecie: bodemmateriaal dat afkomstig is van het verdiepen, verbreden of onderhouden van bevaarbare waterlopen die behoren tot het openbare hydrografische net, of van de aanleg van nieuwe waterinfrastructuur, met inbegrip van kanalen, havens en dokken;

36° ruimingsspecie: bodemmateriaal dat afkomstig is van het verdiepen, verbreden of onderhouden van oppervlaktewateren als vermeld in het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid en geen baggerspecie is;

37° grondbrij: bodemmateriaal dat afkomstig is van het triëren en het wassen van gewassen uit de volle grond;

38° bentonietslib: mengsel van uitgegraven bodem en bentoniet dat afkomstig is van toepassingen bij grond- en putboringen en grondwerken.".

Art. 3. In artikel 4 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt:

" § 2. De kennisgevingen, meldingen, verzendingen en procedures in het kader van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten, bepaald door de Vlaamse Regering, kunnen digitaal gebeuren of verlopen conform de regels die de Vlaamse Regering vaststelt.".

Art. 4. In titel III van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015, wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen door wat volgt:

"HOOFDSTUK II. - Bodemsaneringsdeskundige".

Art. 5. In titel III, hoofdstuk II, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 april 2012, wordt een afdeling I ingevoegd, die luidt als volgt:

"Afdeling I. - Erkenning als bodemsaneringsdeskundige".

Art. 6. In artikel 8, eerste en tweede lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 20 april 2012, wordt de zinsnede "de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning" vervangen door de zinsnede "de bepalingen van titel V, hoofdstuk 6, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid".

Art. 7. Aan titel III, hoofdstuk II, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 april 2012, wordt een afdeling II toegevoegd, die luidt als volgt:

"Afdeling II. - Kwaliteitsborging".

Art. 8. In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015, wordt aan afdeling II, toegevoegd bij artikel 7, een artikel 8bis toegevoegd, dat luidt als volgt:

"Art. 8bis. De erkende bodemsaneringsdeskundige verleent zijn medewerking aan audits die de OVAM organiseert in de kantoren van de bodemsaneringsdeskundige, op het te onderzoeken terrein of op een plaats die de OVAM bepaalt. De OVAM stelt een verslag op van de uitgevoerde audit. De audits hebben tot doel het kwaliteitssysteem dat de bodemsaneringsdeskundige hanteert bij de uitvoering van zijn taken als bodemsaneringsdeskundige, te toetsen door periodiek het volledige proces van opdrachtinitiatie tot aflevering van het eindproduct door te lichten.

De bodemsaneringsdeskundige geeft op verzoek van de OVAM het nodige gevolg aan het auditverslag en legt in voorkomend geval een plan van aanpak met corrigerende maatregelen en termijnen van uitvoering voor aan de OVAM ter goedkeuring. De bodemsaneringsdeskundige voert de corrigerende maatregelen uit binnen de termijn die vastgelegd is in het goedgekeurde plan van aanpak.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen over de uitvoering van de audit, het auditverslag, de corrigerende maatregelen en het plan van aanpak.".

Art. 9. In artikel 11, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 25 mei 2012 en 28 maart 2014, worden de woorden "beschrijvend bodemonderzoek of bodemsanering" vervangen door de woorden "beschrijvend bodemonderzoek en bodemsanering".

Art. 10. Aan artikel 22 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

"In afwijking van het eerste lid rust de verplichting tot bodemsanering van rechtswege op de persoon die door de OVAM is aangemaand om een beschrijvend bodemonderzoek uit te voeren als dat bodemonderzoek een ernstige historische bodemverontreiniging tot stand gekomen op de betreffende grond aantoont, met behoud van de toepassing van de vrijstellingsregeling, vermeld in artikel 23.".

Art. 11. In artikel 28 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt:

" § 2. Een oriënterend bodemonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Een verslag van het oriënterend bodemonderzoek wordt opgemaakt en bij de OVAM ingediend door de bodemsaneringsdeskundige conform de voormelde standaardprocedure.

Een bodemonderzoek dat niet is uitgevoerd conform de standaardprocedure, vermeld in het eerste lid, wordt niet beschouwd als een oriënterend bodemonderzoek.".

Art. 12. In titel III, hoofdstuk IV, afdeling I, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt het opschrift van onderafdeling Ibis vervangen door wat volgt:

"Onderafdeling Ibis. - Beslissingen op basis van het oriënterend bodemonderzoek".

Art. 13. Artikel 28bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt opgeheven.

Art. 14. Artikel 28ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 28ter. Binnen een termijn van zestig dagen na de ontvangst van het verslag van het oriënterend bodemonderzoek spreekt de OVAM zich uit over de aard van de bodemverontreiniging. Ze oordeelt ook of er duidelijke aanwijzingen zijn van een ernstige bodemverontreiniging of van een bodemverontreiniging die de bodemsaneringsnormen overschrijdt of dreigt te overschrijden.

De OVAM brengt de opdrachtgever van het oriënterend bodemonderzoek op de hoogte van de beslissingen, vermeld in het eerste lid.

Alle belanghebbenden kunnen tegen de beslissingen van de OVAM, vermeld in het eerste lid, beroep indienen bij de Vlaamse Regering conform artikel 153 tot en met 155.".

Art. 15. Artikel 28quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt opgeheven.

Art. 16. In artikel 30 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 12 december 2008, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:

"In afwijking van artikel 29 en 102 moet voor de overdracht van een privatief deel van een onroerend goed dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom zoals bedoeld in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek of dat valt onder toepassing van artikel 577-2 van het Burgerlijk Wetboek, alleen in de volgende gevallen een oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd:

1° in dat privatieve deel is of was een risico-inrichting gevestigd;

2° in de gemeenschappelijke delen is of was een risico-inrichting gevestigd, die uitsluitend bestemd is of was voor dat privatieve deel.".

Art. 17. In titel III, hoofdstuk IV, afdeling I, onderafdeling II, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt punt C, opgeheven door het decreet van 28 maart 2014, opnieuw opgenomen in de volgende lezing:

"C. Verplicht oriënterend bodemonderzoek voor nog niet onderzochte gronden met potentieel historische bodemverontreiniging".

Art. 18. Artikel 31 van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 28 maart 2014, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:

"Art. 31. § 1. Voor de volgende risicogronden waarop volgens de informatie in het grondeninformatieregister nog geen oriënterend bodemonderzoek is uitgevoerd, moet op initiatief en op kosten van de volgende personen een oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd:

1° risicogronden waarop een of meer risico-inrichtingen, aangeduid in bijlage 1 van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007 met kenletter `O', worden geëxploiteerd met aanvang van de exploitatie vóór 29 oktober 1995: de exploitant van de risico-inrichting;

2° risicogronden waarop een of meer risico-inrichtingen, vermeld in bijlage 1 van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, werden geëxploiteerd met aanvang van de exploitatie vóór 29 oktober 1995: de eigenaar van de risicogrond.

De bodemsaneringsdeskundige onder wiens leiding het oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd, dient het verslag in bij de OVAM.

  • 2. Het oriënterend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd en het verslag ervan bij de OVAM worden ingediend voor het volgende tijdstip:

1° voor de risicogronden, vermeld in paragraaf 1, 1° : vóór 31 januari 2027;

2° voor de risicogronden, vermeld in paragraaf 1, 2° :

  1. a) als het gaat om een of meer risico-inrichtingen waarvan minstens één met kenletter `B': vóór 31 december 2021;
  2. b) als het gaat om een risico-inrichting met kenletter `A', meerdere risico-inrichtingen met allemaal kenletter `A' of meerdere risico-inrichtingen waarvan minstens één met kenletter `A' en geen enkele met kenletter `B': vóór 31 december 2023;
  3. c) als het gaat om een risico-inrichting met kenletter `O' of meerdere risico-inrichtingen met allemaal kenletter `O': vóór 31 januari 2027.
  • 3. De eigenaar is niet verplicht om het oriënterend bodemonderzoek uit te voeren als de OVAM op basis van het dossier van de grond of het gemotiveerd standpunt van de eigenaar van oordeel is dat cumulatief voldaan is aan de volgende voorwaarden:

1° de eigenaar heeft de risico-inrichtingen niet zelf geëxploiteerd;

2° de risico-inrichtingen werden op de grond geëxploiteerd voor hij eigenaar werd van de grond;

3° sinds de verwerving heeft de eigenaar de grond alleen aangewend voor particulier gebruik;

4° als de eigenaar het eigendomsrecht op de risicogrond door vererving heeft verworven: in hoofde van de erflater is voldaan aan de vrijstellingsvoorwaarden, vermeld in punt 1° tot en met 3°.

De eigenaar dient zijn aanvraag tot vrijstelling van de plicht tot het uitvoeren van het oriënterend bodemonderzoek met gemotiveerd standpunt in bij de OVAM. Dit kan op elk tijdstip, maar moet op straffe van niet-ontvankelijkheid van de aanvraag gebeuren uiterlijk binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van de brief waarin de OVAM de eigenaar wijst op zijn zelfstandige verplichting om het oriënterend bodemonderzoek uit te voeren. De OVAM onderzoekt het gemotiveerd standpunt van de ontvankelijke aanvraag en oordeelt of de eigenaar voldoet aan de vrijstellingsvoorwaarden. De OVAM stelt de eigenaar in kennis van haar beslissing binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van de aanvraag.

Alle belanghebbenden kunnen tegen de beslissing van de OVAM beroep indienen bij de Vlaamse Regering conform artikel 153 tot en met 155.

  • 4. Als de eigenaar van de risicogrond vrijstelling van de bodemonderzoeksplicht heeft verkregen, gaat die vrijstelling op het moment van de overdracht van de grond van rechtswege over op de verwerver als die de risico-inrichtingen niet zelf heeft geëxploiteerd op de grond.".

Art. 19. In artikel 33 van hetzelfde decreet wordt de zin "Deze verplichting geldt niet voor de exploitanten die voor het voldoen van de verplichting, vermeld in artikel 91, § 1, een beroep doen op een erkende bodemsaneringsorganisatie als vermeld in afdeling II van hoofdstuk VII." opgeheven.

Art. 20. In artikel 38 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt:

" § 2. Een beschrijvend bodemonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Een verslag van het beschrijvend bodemonderzoek wordt opgemaakt en bij de OVAM ingediend door de bodemsaneringsdeskundige conform de voormelde standaardprocedure.

Een bodemonderzoek dat niet is uitgevoerd conform de standaardprocedure, vermeld in het eerste lid, wordt niet beschouwd als een beschrijvend bodemonderzoek.".

Art. 21. In titel III, hoofdstuk IV, afdeling II, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 28 maart 2014 en 18 december 2015, wordt het opschrift van onderafdeling II vervangen door wat volgt:

"Onderafdeling II. Beslissingen op basis van het beschrijvend bodemonderzoek".

Art. 22. Artikel 39 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 23. In titel III, hoofdstuk IV, afdeling II, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 28 maart 2014 en 18 december 2015, wordt het opschrift "Onderafdeling III. Aard en ernst van de bodemverontreiniging" opgeheven.

Art. 24. Artikel 40 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 40. Binnen een termijn van zestig dagen na de ontvangst van het verslag van het beschrijvend bodemonderzoek spreekt de OVAM zich uit over:

1° de aard van de bodemverontreiniging;

2° de aanwezigheid van een bodemverontreiniging die de bodemsaneringsnormen overschrijdt of van een ernstige bodemverontreiniging.

De OVAM brengt de opdrachtgever van het beschrijvend bodemonderzoek op de hoogte van de beslissingen, vermeld in het eerste lid.

Alle belanghebbenden kunnen tegen de beslissingen van de OVAM, vermeld in het eerste lid, beroep indienen bij de Vlaamse Regering conform artikel 153 tot en met 155.".

Art. 25. In titel III, hoofdstuk IV, afdeling II, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 28 maart 2014 en 18 december 2015, wordt het opschrift van onderafdeling IV vervangen door wat volgt:

"Onderafdeling III. - Ambtshalve beschrijvend bodemonderzoek".

Art. 26. In titel III, hoofdstuk IV, afdeling II, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 28 maart 2014 en 18 december 2015, wordt onderafdeling V, die bestaat uit artikel 43, opgeheven.

Art. 27. In titel III, hoofdstuk IV, afdeling III, van hetzelfde decreet wordt het opschrift "Onderafdeling I. Verslag van het oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek" opgeheven.

Art. 28. Artikel 44 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 44. Het beschrijvend bodemonderzoek kan gelijktijdig of onmiddellijk na het oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In dat geval worden de resultaten van beide onderzoeken in een verslag bij de OVAM ingediend, onder de benaming `Verslag van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek'.

Een oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM. Een verslag van oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek wordt opgemaakt en bij de OVAM ingediend door de bodemsaneringsdeskundige conform de voormelde standaardprocedure.

Een bodemonderzoek dat niet is uitgevoerd conform de standaardprocedure vermeld in het tweede lid, wordt niet beschouwd als een oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek.

Artikel 40 is van overeenkomstige toepassing op de beslissingen over het oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek.".

Art. 29. In titel III, hoofdstuk IV, afdeling III, van hetzelfde decreet wordt onderafdeling II, die bestaat uit artikel 45 en 46, opgeheven.

Art. 30. Aan titel III, hoofdstuk IV, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015, wordt een afdeling IV toegevoegd, die luidt als volgt:

"Afdeling IV. - Beoordeling van de conformiteit van bodemonderzoeken".

Art. 31. In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015, wordt aan afdeling IV, toegevoegd bij artikel 30, een artikel 46bis toegevoegd, dat luidt als volgt:

"Art. 46bis. Binnen een termijn van zestig dagen na de ontvangst van het verslag van een oriënterend bodemonderzoek, een beschrijvend bodemonderzoek, een oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek of siteonderzoek kan de OVAM beoordelen of het betreffende bodemonderzoek conform de overeenstemmende standaardprocedure is uitgevoerd. Als de OVAM de conformiteit van het bodemonderzoek beoordeelt, brengt ze de opdrachtgever van het bodemonderzoek op de hoogte van haar beslissing binnen de voormelde termijn van zestig dagen.

Alle belanghebbenden kunnen tegen de beslissing van de OVAM, vermeld in het eerste lid, beroep indienen bij de Vlaamse Regering conform artikel 153 tot en met 155.".

Art. 32. In artikel 47, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt het woord "conformverklaard" opgeheven.

Art. 33. In artikel 74 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, worden de woorden "veertien dagen" vervangen door de woorden "dertig dagen".

Art. 34. In titel III, hoofdstuk VI, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt afdeling VIII, die bestaat uit artikel 91, opgeheven.

Art. 35. In artikel 92, vierde lid, van hetzelfde decreet, toegevoegd bij het decreet van 5 juli 2013, wordt tussen de woorden "als vermeld in het eerste en tweede lid." en de woorden "In verband met" de zin "De OVAM kan eveneens als saneringswillige overgaan tot uitvoering van een waterbodemonderzoek of de sanering van een waterbodem." ingevoegd.

Art. 36. In artikel 95 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "als vermeld in artikel 91, § 1" vervangen door de woorden "als bepaald door de Vlaamse Regering";

2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "een of meer organisaties die gezamenlijk minimaal 60% vertegenwoordigen van" vervangen door de woorden "een organisatie die representatief is of verschillende organisaties die samen representatief zijn voor".

Art. 37. In artikel 96 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt:

"1° het opmaken van een algemeen bodempreventieplan;";

2° in punt 3° wordt de zinsnede "diegenen die voor de vervulling van hun verplichting, vermeld in artikel 91, § 1, een beroep doen op de erkende bodemsaneringsorganisatie" vervangen door de zinsnede "de personen die met de bodemsaneringsorganisatie een overeenkomst hebben gesloten als vermeld in artikel 97, § 1".

Art. 38. Aan artikel 97, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

"De Vlaamse Regering kan een termijn bepalen waarin de overeenkomsten, vermeld in het eerste en het tweede lid, moeten worden gesloten.".

Art. 39. In artikel 98 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 28 maart 2014, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:

"Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de gemengde bodemverontreiniging die is veroorzaakt door de activiteit waarvoor een erkende bodemsaneringsorganisatie is opgericht, en waarop de bepalingen voor historische bodemverontreiniging van toepassing zijn conform artikel 27, § 2.".

Art. 40. In artikel 102, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt:

"In afwijking van het eerste lid geldt de regeling, vermeld in artikel 30, voor de uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek in het kader van de overdracht van een privatief deel van een onroerend goed dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom zoals bedoeld in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek of dat valt onder toepassing van artikel 577-2 van het Burgerlijk Wetboek.";

2° een derde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt:

"De eigenaar van de risicogrond die een vrijstelling van de bodemonderzoeksplicht, vermeld in artikel 31, § 1, heeft verkregen, is van rechtswege vrijgesteld van de onderzoeksplicht, vermeld in het eerste lid en artikel 29, als sedert de vrijstellingsbeslissing op de risicogrond geen risico-inrichtingen zijn geëxploiteerd.".

Art. 41. Aan artikel 105 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt:

" § 3. Op straffe van niet-ontvankelijkheid wordt de gemotiveerde aanvraag tot vrijstelling van de saneringsplicht voor de elementen, vermeld in paragraaf 1, 2° en 3°, bij de OVAM ingediend voor de overdracht van de grond met toepassing van artikel 104 heeft plaatsgevonden.".

Art. 42. Aan artikel 110 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt:

" § 3. Op straffe van niet-ontvankelijkheid wordt de gemotiveerde aanvraag tot vrijstelling van de saneringsplicht voor de elementen, vermeld in paragraaf 1, 2° en 3°, bij de OVAM ingediend voor de overdracht van de grond met toepassing van artikel 109 heeft plaatsgevonden.".

Art. 43. In artikel 115, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2010 en 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in paragraaf 3 worden de woorden "de conformiteit van het bodemonderzoek en" opgeheven;

2° er wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt:

" § 6. Artikel 105, § 3, en artikel 110, § 3, zijn van overeenkomstige toepassing op de vrijstelling van de saneringsplicht in de procedure van versnelde overdracht.".

Art. 44. In titel III van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, worden in het opschrift van hoofdstuk XI de woorden "en vereffening" opgeheven.

Art. 45. In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, wordt het opschrift van hoofdstuk XIII vervangen door wat volgt:

"Hoofdstuk XIII. - Het gebruik en de traceerbaarheid van bodemmaterialen".

Art. 46. Artikel 136 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 136. De bepalingen van dit hoofdstuk regelen het gebruik en de traceerbaarheid van bodemmaterialen, gereinigde bodemmaterialen en bodemmaterialen waarop een fysische scheiding wordt toegepast.".

Art. 47. Artikel 137 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 137. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:

1° primaire oppervlaktedelfstoffen als vermeld in het decreet van 4 april 2003 betreffende de oppervlaktedelfstoffen;

2° delfstoffen die in grindwinningsgebieden volgens het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grondwinning ontgonnen worden;

3° ingevoerde minerale delfstoffen die als geologische afzetting in hun natuurlijke staat ontgonnen worden;

4° bagger- en ruimingsspecie die wordt teruggestort in de waterloop waaruit ze afkomstig is als vermeld in rubriek 2.3.7, b), van de indelingslijst, vermeld in artikel 5.5.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.".

Art. 48. In artikel 138 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de woorden "uitgegraven bodem" worden telkens vervangen door het woord "bodemmaterialen";

2° de woorden "tussentijdse opslagplaats en grondreinigingscentrum" worden vervangen door de zinsnede "tussentijdse opslagplaats, grondreinigingscentrum en inrichting voor de opslag en behandeling van bagger- en ruimingsspecie".

Art. 49. In hoofdstuk XIII van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015, wordt het opschrift van afdeling III vervangen door wat volgt:

"Afdeling III. - Erkenning als bodembeheerorganisatie, tussentijdse opslagplaats, grondreinigingscentrum of inrichting voor de opslag en behandeling van bagger- en ruimingsspecie".

Art. 50. In artikel 139 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de woorden "tussentijdse opslagplaats of grondreinigingscentrum" worden telkens vervangen door de zinsnede "tussentijdse opslagplaats, grondreinigingscentrum of inrichting voor de opslag en behandeling van bagger- en ruimingsspecie'';

2° in paragraaf 1 worden tussen de woorden "voor het uitvoeren van de taken" en de zinsnede ", vastgesteld door de Vlaamse Regering krachtens de bepalingen van artikel 138, § 1." de woorden "met betrekking tot de procedure voor het traceren van bodemmaterialen" ingevoegd.

Art. 51. In artikel 142 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° aan het tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd:

"Een verslag van siteonderzoek wordt opgemaakt en bij de OVAM ingediend door de bodemsaneringsdeskundige conform de voormelde standaard-procedure.";

2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

"Een siteonderzoek dat niet is uitgevoerd conform de standaardprocedure, vermeld in het tweede lid, wordt niet beschouwd als een siteonderzoek.".

Art. 52. In titel III, hoofdstuk XIV, afdeling II, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt het opschrift van onderafdeling III vervangen door wat volgt:

"Onderafdeling III. - Beslissingen op basis van het siteonderzoek".

Art. 53. In artikel 143 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° het eerste lid wordt opgeheven;

2° in het tweede lid wordt de zinsnede "43 en 45, § 2," vervangen door het getal "40".

Art. 54. Artikel 151 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 151. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissingen, vermeld in artikel 146, tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing.".

Art. 55. Artikel 156 van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 21 december 2007, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:

"Art. 156. In geval van een vrijstelling van de onderzoeksplicht, vermeld in artikel 31, § 1, kan de OVAM beslissen om ambtshalve een oriënterend bodemonderzoek uit te voeren of de grond op te nemen in een site met het oog op de uitvoering van een siteonderzoek.".

Art. 56. In artikel 161 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2007 en 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "krachtens de bepalingen van dit decreet om ambtshalve een oriënterend bodemonderzoek, site-onderzoek, beschrijvend bodemonderzoek, bodemsanering of de andere maatregelen, vermeld in hoofdstuk VI, uit te voeren" vervangen door de woorden "tot ambtshalve uitvoering krachtens de bepalingen van dit decreet";

2° in paragraaf 3 en paragraaf 4, tweede lid, wordt de zinsnede "beslissing tot ambtshalve uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek, site-onderzoek, beschrijvend bodemonderzoek, bodemsanering of andere maatregelen, vermeld in hoofdstuk VI" vervangen door de woorden "beslissing van de OVAM tot ambtshalve uitvoering krachtens de bepalingen van dit decreet";

3° in paragraaf 5 wordt de zinsnede "uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek, site-onderzoek, beschrijvend bodemonderzoek, bodemsanering of andere maatregelen, vermeld in hoofdstuk VI" vervangen door de woorden "uitvoering krachtens de bepalingen van dit decreet".

HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het Materialendecreet van 23 december 2011

Art. 57. Artikel 38 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 38. Bodemmaterialen, als vermeld in artikel 2, 33°, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, worden niet beschouwd als afvalstoffen als zij gebruikt worden overeenkomstig de bepalingen voor het gebruik en de traceerbaarheid van bodemmaterialen, vermeld in het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 en de uitvoeringsbesluiten ervan.".

HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007

Art. 58. In titel III, hoofdstuk VI, van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 september 2012 en 23 oktober 2015, wordt afdeling II, die bestaat uit artikel 121 tot en met 125, opgeheven.

HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 59. De bodemonderzoeken en siteonderzoeken die vóór de inwerkingtreding van artikel 11 tot en met 15, artikel 20 tot en met 31 en artikel 51 tot en met 53 van dit decreet bij de OVAM worden ingediend, worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het moment waarop het bodem-onderzoek of het siteonderzoek bij de OVAM wordt ingediend.

Art. 60. De erkenningen als bodemsaneringsorganisatie voor activiteiten als vermeld in artikel 91, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 die vóór de inwerkingtreding van artikel 34 en 58 van dit decreet zijn afgeleverd, blijven van kracht.

Art. 61. Artikel 9, artikel 11 tot en met 15, artikel 20 tot en met 32, artikel 43, 1°, en artikel 51 tot en met 53 van dit decreet treden in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de maand van de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 2, 2°, artikel 3, artikel 45 tot en met 50 en artikel 57 treden in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 8 december 2017.

De minister-president van de Vlaamse Regering,

  1. BOURGEOIS

De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw,

  1. SCHAUVLIEGE

_______

Nota

(1) Zitting 2017-2018.

Stukken. - Ontwerp van decreet, 1266 - Nr. 1. - Verslag, 1266 - Nr. 2. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 1266 - Nr. 3.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 29 november 2017.